Haltes
Wie met het openbaar vervoer reist maakt gebruik van haltes (en stations). De halte is daarmee de voordeur van het openbaar vervoer: alleen via de halte is er toegang mogelijk tot het ov-systeem. Er zijn in Nederland ongeveer 50.000 haltes. Ze zijn er in allerlei vormen en maten. Ze beslaan het hele spectrum tussen haltepaal en stadsproject. Er zijn er zelfs met liften. Sommige zijn nog van jaren-vijftig-beton, rijp voor het museum, andere zijn puur hightech. Er zijn haltes direct gelegen aan de rijbaan en er zijn er met een haltekom. Er zijn haltes (of halteclusters) waar reizigers kunnen overstappen en haltes waar dit niet mogelijk is. Mobiliteitsknooppunten en dorpshuishaltes.
Nederlanders zijn ongeduldig. Als er een auto beschikbaar is, is de verleiding niet groot om met het openbaar vervoer te reizen, en zeker niet met de bus. Vaak heeft het ook te maken met onbekendheid met het openbaar vervoer en onzekerheid over de uitvoering van de dienstregeling. Toch zijn er mogelijkheden om de keuzereiziger te verleiden vaker van het openbaar vervoer gebruik te maken. Maar dan moeten alle onderdelen van het ov-systeem ‘kloppen’, ook de halte. Want de moderne reiziger is gewend is aan de kwaliteit van de auto en verwacht nette, comfortabele haltes, waar hij beschut tegen wind en regen, op een prettige manier, zonder onzekerheid kan wachten op zijn bus.
Om aan te geven wat een kwalitatief goede halte is, moeten eerst de functies van de halte worden ontrafeld. Want behalve een voordeur is een halte ook wachtruimte, informatiepunt, schakel in de verplaatsingsketen, herkenningspunt en etalage.
- Wachtruimte. De halte is in de eerste plaats de plek waar men – noodgedwongen en daarom zo kort mogelijk – wacht op de bus. Een halte moet objectief en subjectief veilig zijn. Niet te dicht op het verkeer, geen gevaarlijke oversteekplaatsen, goede verlichting en weinig of lage bossages. De reiziger moet er beschut en droog kunnen staan. Enig comfort, onder andere door de aanwezigheid van een bankje is wenselijk.
- Plaats om informatie te krijgen. De halte is geeft de dienstregeling, het openbaarvervoernetwerk uit de omgeving en steeds vaker de tijd waarop de volgende bus aankomt (dynamische reisinformatie).
- Schakel in de keten. Een reiziger heeft altijd voor- en natransport. Bij sommige haltes komen veel reizigers op de fiets. Veilige en logische routes; de aanwezigheid van een fietsrek ligt dan in de rede. Een kaart van de directe omgeving is handig voor het natransport. Het creëren van een goede en veilige overstapmogelijkheid op ander openbaar vervoer is belangrijk.
- Herkenningspunt. De halte is permanent zichtbare reclame voor het openbaar vervoer. Dat stelt eisen aan het ontwerp. Een mooie halte heeft aantrekkingskracht. Dat komt het openbaar vervoer ten goede.
Sinds de decentralisatie van het regionale openbaar vervoer is er meer aandacht gekomen voor de kwaliteit van de halte. Verschillende OV-autoriteiten en gemeenten hebben sinds 2000 aantrekkelijke haltevoorzieningen aangelegd.
Verder zijn inmiddels veel haltes toegankelijk gemaakt voor mensen met een beperking. Belangrijke onderdelen daarvan zijn het creëren van een barrièrevrije toegang tot het perron voor rolstoelen en kinderwagens en een vlotte instapmogelijkheid tot het voertuig. Een 18 cm hoog perron is daarbij het uitgangspunt. Zie verder Achtergrond Toegankelijkheid Aanpassing bushaltes.
Veel haltes worden momenteel voorzien van panelen met actuele reisinformatie. Dit biedt een belangrijke meerwaarde, omdat het zorgt voor reductie van de onzekerheid van reizigers. De vraag of de bus nog moet komen wordt met een oogopslag beantwoord.
Er zijn veel partijen betrokken bij de realisatie en het beheer en onderhoud van haltes en haltevoorzieningen. De belangrijkste zijn:
- OV-autoriteiten
- wegbeheerders
- vervoerders
- bureaus voor buitenreclame.
Wegbeheerders, in 75 procent van de gevallen de gemeenten, hebben een cruciale rol, maar zijn in de meeste gevallen niet de concessieverlener voor het openbaar vervoer. Samenwerking is dus essentieel.