Deelfiets vervangt de auto niet
Driekwart van het aantal deelfietsen in ons land bestaat uit de ov-fiets. De deelfiets vervangt vooral het plaatselijk openbaar vervoer (bus, tram, metro), lopen of het gebruik van de eigen fiets, niet de auto.
Dit stelt het Kennisinstituut voor Mobiliteitsbeleid (KiM) in het onderzoek “Deelauto- en deelfietsmobiliteit in Nederland: ontwikkelingen, effecten en potentie”.
Geschat wordt dat Nederland in 2020 ongeveer 27.500 deelfietsen telde. Het merendeel, bijna 75%, bestaat uit de ov-fiets van NS. Het aandeel deelfietsgebruikers (inclusief ov-fiets) in de Nederlandse bevolking is ongeveer 10%. Ongeveer 2% van de bevolking is een regelmatige gebruiker. Hoewel 10% weleens de deelfiets gebruikt, is het aandeel in het totaal aantal fietsritten beperkt, namelijk 0,2-0,3%. Het gaat jaarlijks om ca 10 tot 12 miljoen deelfietsritten en om 0,6 tot 0,7 deelfietsritten per inwoner per jaar.
De deelfiets is voornamelijk een substituut voor de bus, tram, metro, lopen of de eigen fiets, niet voor de auto. Het gebruik van de deelfiets heeft geen effect op het fietsbezit.
Voor de deelauto geldt iets soortgelijks. Ongeveer 2% van de Nederlanders van 18 jaar en ouder maakt gebruik van een of meer vormen van autodelen, zoals B2C of P2P. Maar het aandeel in het totale aantal autoverplaatsingen is zeer beperkt, namelijk 0,02% en dit is sinds 2014 niet gegroeid.
Een belemmerende factor bij het aanbieden van free-floating deelfietsen (deelfietsen die de gebruiker mag parkeren waar hij wil) zijn de logistieke kosten voor de beheerder om de fietsen te herplaatsen. Die zijn vaak hoog, waardoor het businessmodel onder druk komt te staan. Het gemak of ongemak om voor een deelfietsconcept vergunningen te verkrijgen is ook van invloed op de beslissing van de aanbieders om deelfietsdiensten aan te gaan bieden.
KiM ziet maar beperkte mogelijkheid aandeel deelmobiliteit in de totale mobiliteit te vergroten. Een combinatie van maatregelen om de deelmobiliteit te stimuleren en maatregelen om het autogebruik en -bezit tegen te gaan, leiden naar verwachting wel tot een toename van het autodelen. De toename van het fietsdelen blijft met deze maatregelen naar verwachting nog beperkt, tenzij er ook concrete maatregelen gericht op de deelfiets geïmplementeerd worden. Voorwaarde voor de toename is dat er voldoende aanbod van deelmobiliteit is. Naar verwachting ligt de potentie van deelmobiliteit voornamelijk in de stedelijke gebieden.