Roadshow Mobiliteitshubs gestart met bijeenkomst in Den Bosch
Mobiliteitshubs zijn er voor iedereen, aldus het motto van de eerste roadshow over ov-knooppuntontwikkeling. De bijeenkomst op 4 april in het Bossche provinciehuis stond in het teken van de provincies Noord-Brabant, Zeeland en Limburg. Onder de deelnemers bleek behoefte aan landelijke afstemming over hubs.
Duidelijk is dat er bij de ontwikkeling van hubs veel gebeurt. In 2022 accordeerde de staatssecretaris van IenW de Actieagenda Ov-knooppunten, een document van met name de decentrale overheden. Dit document bevat aandachtspunten en voornemens voor de langere termijn. Het gaat dan om samenhang tussen mobiliteit en gebiedsontwikkeling, vroegtijdige samenwerking bij de ontwikkeling van hubs, aanstelling van knooppuntregisseurs, delen van kennis en erkenning dat de provincie of vervoerregio het belangrijkste aanspreekpunt is.
Gemeenten moeten niet over het hoofd worden gezien, waarschuwde Jantinus Hagens (ProRail). "Zij weten waar gebiedsontwikkeling plaatsvindt, hoe de verkeersstromen lopen. Hun data zijn ook nodig voor een zo goed mogelijke ontwikkeling van stations en de omgeving. Wij hebben inzicht in de opvattingen van reizigers, maar we zouden ook graag weten wat de inwoners bij een station vinden."
Soorten hubs
Bij hubs wordt veelal gedacht aan grote knooppunten, maar dat is een te beperkte opvatting, maakte Jeroen Meulepas van de provincie Noord-Brabant duidelijk. Er zijn ook buurthubs, wijkhubs, microhubs, lokale hubs – begrippen die elkaar deels overlappen, met maatwerk voor elke categorie. Voorkomen moet worden dat de verschillende hubs elkaar kannibaliseren. De bedoeling is dat er een netwerk ontstaat.
Eind 2018 heeft de provincie een visie opgesteld over gedeelde mobiliteit, met daarin aandacht voor flexibeler vormen van vervoer en MaaS. Per gebied maakte de provincie vervolgens afspraken met gemeenten. Het streven is te komen tot één inclusief systeem waarin de reiziger de keuze heeft tussen verschillende vervoervormen. Flexibiliteit is het kernwoord. Meulepas: "Het antwoord op de mobiliteitsvraag is niet altijd een bus."
West-Brabant is begonnen met negen locaties. Gekeken wordt aan welke vormen van deelmobiliteit en aan welke voorzieningen behoefte is. Daar is al van geleerd: deelmobiliteit is vooral kansrijk op hubs waar veel mensen aankomen. De provincie zet vooral in op kleinschalige voorzieningen zoals fietskluizen en watertappunten.
Uiteenlopende mobiliteitsvragen
In Zeeland is de ontwikkeling van hubs misschien nog wel een grotere uitdaging, want hooguit 5% van de inwoners maakt gebruik van het ov. Daarmee heeft Zeeland met Drenthe de laagste score van Nederland. Ron de Bruijn van de provincie schetste de uiteenlopende mobiliteitsvragen waar Zeeland een antwoord op moet zien te vinden: een goede mix van vervoer creëren van fijnmazig in kleine kernen tot de trein en de ferry op de hoofdverbindingen, een mobiliteitscentrale opzetten die mensen kan helpen bij het plannen van hun reis, een datacenter instellen met zoveel mogelijk data over het regionale vervoer, en het inrichten van een living lab om nieuwe ideeën te testen. Het doel is dat de reiziger een ketenreis van deur tot deur kan maken.
Knooppuntregisseur Annemarie Pouwer voegde daaraan toe dat Zeeland in de nieuwe ov-concessie vanaf december 2024 streeft naar snellere busverbindingen. De provincie verleent subsidie voor het creëren van hubs. Maar wat is nu een regiohub en wat een reguliere hub? Geen onbelangrijk verschil, want voor de ene is meer subsidie beschikbaar dan voor de andere. Van belang voor de reiziger is de herkenbaarheid van een hub. Pouwer: “We moeten identiteit aan hubs geven om de herkenbaarheid te bevorderen, liefst landelijk. De verschillen zijn groot in het land."
Kwaliteitssprong voor knooppunten
Zo’n verschil zit zelfs in de naamgeving, bleek uit het betoog van Chris Bak van de provincie Limburg. Hubs worden in Limburg knooppunten genoemd. Elke plek waar vervoermiddelen elkaar treffen is in de ogen van de provincie al een knooppunt, zelfs als dat een fietsenstalling is bij een bushalte.
Sinds 2016 werkt de provincie aan knooppuntontwikkeling. Dat heeft in eerste instantie vooral geleid tot het op orde krijgen van de basis. De verhoopte kwaliteitsimpuls bleef nog uit. Afgelopen jaren is geleerd dat provincie en gemeenten op gelijkwaardige basis moeten samenwerken. Lastig daarbij is dat de bestuurscyclus van beide type overheden niet synchroon loopt.
Nu de basis op orde is, komt de vervolgfase. Limburg werkt met een Ontwikkelplan OV aan een kwaliteitssprong voor knooppunten. De provincie brengt de ruim honderd provinciale haltes met basisvoorzieningen op knooppunten op orde en verbetert de doorstroming van het ov in een aantal dorpskernen.
Integrale aanpak toegankelijkheid
Die reiziger zal blij zijn met een ov-net met hoge frequenties, maar dan moet een knooppunt wel goed bereikbaar zijn. Op dit moment is al 20% van de bevolking boven de 65. De vergrijzing neemt komende jaren alleen maar toe. En een op de vier mensen heeft een beperking. Zo’n beperking kan van alles zijn, ook een moeder met kinderwagen is beperkt in haar mobiliteit. Knooppuntomgevingen moeten daarop worden ingericht. Ook in het beheer en bij het onderhoud moet daar oog voor zijn.
Frans Bekhuis (CROW) noemde in zijn presentatie een aantal onderwerpen die daarbij van belang zijn, zoals duidelijke en barrièrevrije looproutes zonder op de stoep geparkeerde auto’s, reclameborden of vuilcontainers, maar ook bankjes die een rustpunt vormen, en goede verlichting. ‘Goed’ wil niet altijd zeggen veel, belangrijker is voldoende contrast in de bestrating en het voorkomen van te grote licht/donkerverschillen tussen bijvoorbeeld de stationshal en het stationsplein. De kennis om dit te realiseren is er: het afwegingskader 2.0 Integrale aanpak openbare verlichting. Maar het lukt alleen als alle betrokken partijen met elkaar samenwerken. Het belang daarvan kan niet worden overschat. Bekhuis haalde het motto van voormalig rijksbouwmeester Floris van Alkemade aan: "Een stad die is ingericht voor mensen die zorg en ondersteuning nodig hebben, levert een betere stad op voor iedereen."
Harmonisering van hubs
In een discussie over de ervaringen in Noord-Brabant kwam tot slot aan de orde of het begrip ‘hub’ niet aan inflatie onderhevig is. Wordt zo langzamerhand niet alles een hub genoemd, met als gevolg onduidelijkheid voor de gebruiker? Er is weliswaar het handboek met definities van ontwerper Paul Mijksenaar, maar dat beantwoordt niet alle vragen. Is bijvoorbeeld de aanwezigheid van ov noodzakelijk om iets een hub te mogen noemen, of is een locatie met alleen deelmobiliteit ook al een hub? In welke gevallen gebruik je het groene hub-bordje? Wat voegt zo’n bordje toe op een groot station? Of gebruik je het daar alleen voor locaties waar deelmobiliteit te vinden is?
Het zijn vragen die waarschijnlijk ook tijdens de volgende roadshows aan de orde zullen komen. Nu waren er nog geen antwoorden, wél de overtuiging dat een vorm van harmonisering, liefst landelijk, belangrijk is voor reizigers. Wat daar mogelijk een bijdrage aan kan leveren is de wedstrijd die het ministerie van IenW en CROW hebben uitgeschreven voor het ontwerpen van de meest duurzame mobiliteitshub.
Download hier de pdf met de presentaties van de provincies Noord-Brabant, Zeeland en Limburg.