In Zuid-Holland is elke halte een knooppunt, verslag van roadshow
De provincie Zuid-Holland heeft een aantal grote ov-knooppuntprojecten, zoals de stations van Leiden en Dordrecht, maar ook talloze 'mobiliteitsknoopjes'. Om die succesvol te ontwikkelen is samenwerking nodig tussen de vele betrokken partijen. Verslag van een roadshow Mobiliteitshubs voor iedereen!, gehouden op maandag 18 september in het Provinciehuis in Den Haag.
De Zuid-Hollandse gedeputeerde Frederik Zevenbergen schetst ter inleiding het belang van knooppuntontwikkeling: "We hebben ruimte verloren aan de auto. Die moeten we nú terugpakken. Aantrekkelijke ov-knooppunten zijn de kans daarvoor: ze leiden tot meer ov-gebruik en ze zijn essentieel voor de duurzame mobiliteitstransitie." Bovendien spelen ze een belangrijke rol in de verstedelijkingsopgave waar de provincie voor staat.
Zevenbergen noemt Zoetermeer als voorbeeld. Alles is daar goed geregeld voor de auto, iedereen heeft een parkeerplek vlak bij huis. Nieuwe woningbouwlocaties komen bij de stations. Vanwege de nabijheid van RandstadRail en NS kunnen die woningen het zonder parkeerplaats stellen. Dat leidt tot meer ov-gebruik en stimuleert de vorming van ov-knooppunten van goede kwaliteit. Het past bij de provinciale ambitie om voortrekker te worden bij de ontwikkeling van knooppunten met een makkelijke reisbeleving. Een provinciaal programma daarvoor is in de maak.
Ketenreizen
Wethouder van de gemeente Nissewaard Chris Hottentot, bij de Metropoolregio Rotterdam Den Haag bestuurlijk verantwoordelijk voor ketenmobiliteit, noemt in aanvulling hierop het streven van de MRDH om ketenreizen makkelijker en betrouwbaarder te maken. Knooppunten van hoog niveau waar de reiziger zich prettig voelt, zijn daarvoor essentieel. De MRDH werkt daarom aan kwaliteitsverbetering en doet dat zoveel mogelijk in samenwerking met andere partijen: de stationsbeheerder, de wegbeheerder, de ov-exploitant, de eigenaar van de fietsenstalling, enzovoort. Hottentot: "Wij moeten nadenken, de reiziger niet."
Metrostation Rodenrijs is een voorbeeld waar dat nadenken toe leidt. Het aantal gebruikers van dit knooppunt van bus en RandstadRail neemt toe. Daarom is het verbeterd. Er is een nieuw eilandperron voor de bus gekomen, de fietsenstalling is fors uitgebreid en nu ook bewaakt, en de overkapping van de metroperrons is verlengd. Bij meer knooppunten wordt gewerkt aan vergelijkbare verbeteringen. Ga ook aan de slag, roept Hottentot gemeenten op. "Het is een hoop werk, maar de inwoners stellen het op prijs."
Laat alle tandwielen draaien
De Actie-agenda OV-knooppunten uit mei 2022 vormt de basis voor de ontwikkeling van ov-knooppunten. Mette Janssen-Groothuis van het ministerie van IenW noemde het document een ‘soort gestolde ambitie’ waarin zowel de kwaliteit als de schaal is vastgelegd. "Een knooppunt mag geen hinderlijke onderbreking van de reis zijn, maar moet juist prettig zijn. Ov-knooppunten bestaan uit veel tandwielen. Daar moet er niet een van haperen, want ze zijn cruciaal voor het mobiliteitssysteem en voor de ruimtelijke ontwikkeling." Sinds corona en de grote woningbouwopgave is dat laatste aspect meer op de voorgrond komen te staan.
Knooppuntontwikkeling is een gecompliceerd proces: er zijn veel partners, veel tandwielen, veel financieringsstromen. Janssen adviseert: trek vroegtijdig samen met elkaar op en overval elkaar niet met plannen. Provincie of vervoerregio zijn de belangrijkste schakel, zij zitten op het juiste schaalniveau tussen klein en groot en kunnen daardoor de trekker van de ontwikkeling zijn.
Stedenbaan
Een voorbeeld van de verstedelijking en de rol van ov-knooppunten daarbij is Stedenbaan, het gebied rond de Oude Lijn, de spoorlijn tussen Leiden en Dordrecht. Ben Fisser van de provincie Zuid-Holland geeft er een toelichting op. Bij de woningbouw in dit gebied is sprake van transit oriented development. 60 tot 80% van de woningen worden in de nabijheid van de spoorlijn gebouwd, met als gevolg een flinke toename van het aantal reizigers. In 2019 zijn de plannen nog eens aangescherpt, met de ambitie om 70.000 van de 170.000 nieuwe woningen in de zuidelijke Randstad te realiseren in de nabijheid van de Oude Lijn en de Rotterdamse metrolijn E (onderdeel van RandstadRail).
Het gebiedsprogramma Mobiliteit en Verstedelijking (MoVe) is opgezet om oplossingen voor de woningbouwopgave te bedenken. Voorzien zijn onder meer investeringen in de Oude Lijn voor de bouw van vier nieuwe stations en het verbeteren van vier bestaande stations (Leiden, Den Haag Laan van NOI, Schiedam en Dordecht), de bouw van 25.000 woningen in het Central Innovation District Binckhorst in Den Haag en oeververbindingen in Rotterdam. Eind 2025 moet er duidelijkheid zijn over de plannen voor de genoemde stations en medio 2026 valt hopelijk de beslissing over de uitvoering.
Het gaat om grote projecten, lichten Patrick Bouwman (MRDH) en Roeland Schmidt (gemeente Schiedam) toe. Het verbeteren van het knooppunt in Schiedam voor trein, metro, tram en bus is nodig vanwege de bouw van 3500 woningen vlakbij het station en de ontwikkeling van een campus voor opleidingen in fijnmechanica.
In Leiden zijn verbeteringen aan station en busstation nodig om de verwachte groei van het aantal reizigers met zo’n 20% op te kunnen vangen. Alle wensen voor Leiden realiseren kost naar schatting 250 tot 300 miljoen euro, terwijl het beschikbare budget 190 miljoen is. Dat betekent dat niet alles kan en dat scherpe keuzes nodig zijn. Christiaan Oud (MoVe): "We moeten nu waarmaken wat is bedacht. Halen we de gestelde doelen? Maken we de projecten tot een succes? En hoe gaan we verder in een tijd waarin de middelen schaarser worden?"
Mobiliteitsknoopjes
Het hoeft niet altijd groots en meeslepend te zijn. Ook aan het andere uiteinde van het spectrum zijn er knooppunten. Sterker nog: in feite is elke bushalte een knooppunt, betoogt Sebastiaan van der Vliet van de provincie Zuid-Holland. "Elke halte is een hub op zichzelf, een mobiliteitsknoopje met een waaier aan mobiliteitsoplossingen, zoals de fiets of deelmobiliteit." Haltes kunnen simpel zijn, met alleen een fietsenstalling, maar ook uitgebreider, met fietskluizen voor elektrische fietsen, parkeergelegenheid, een snackbar of zelfs sociale voorzieningen, bijvoorbeeld kinderopvang.
De vraag is wie daarvoor moet zorgen: is het een kwestie van ‘organische ontwikkeling’, laten gebeuren, of moet de overheid initiatieven ontplooien? Van der Vliet waarschuwt dat de provincie niet het budget heeft om alle 3200 haltes aan te pakken. En als er activiteiten rond haltes ontstaan leidt dat tot vervolgvragen, zoals handhaving. Je zult als overheid iets moeten doen als een halte een hangplek wordt of vol komt te staan met weesfietsen.
In de discussie was de overheersende opvatting dat dergelijke initiatieven beter bottom-up vanuit marktpartijen of lokale gemeenschappen kunnen ontstaan, met voor de overheid hooguit een faciliterende rol. Sociale veiligheid en toegankelijkheid zijn daarbij de basisvoorwaarden.
Mobiliteitsknooppunten kunnen ook bijdragen aan soepelere verkeersstromen bij werkzaamheden. Mick van der Steeg (provincie Zuid-Holland) begeleidt de discussie over het gebruik van hubs en ov, in combinatie met langdurig geplande werkzaamheden. Een rode draad is het belang van een goede informatievoorziening en samenwerking, zoals een werkgeversaanpak rond alternatieven voor de auto. Ook sociale voorwaarden als toegankelijkheid en (sociale) veiligheid worden genoemd.
Regen in november
‘Mobiliteitsknoopjes’ komen er steeds meer naarmate buslijnen worden gestrekt en niet meer door dorpskernen rijden maar eromheen, met een halte aan de rand waar reizigers naartoe moeten lopen of fietsen. Dat is trouwens geen nieuwe ontwikkeling. Op Voorne-Putten bestaat die situatie bij dorpen als Heenvliet en Geervliet al decennia. Recenter maar zeker ook niet nieuw zijn twee van dergelijke haltes nabij Zoeterwoude Dorp: de een met fietsenstalling, de ander met ook een P+R en een restaurant.
Haltes op enige afstand van de kern moeten een goede ontsluiting krijgen, benadrukt Willy Sweers (MRDH): "Mensen wennen aan een halte verderop, maar je moet ze dan wel goed faciliteren. Vergeet daarbij vooral de voetganger niet. Zorg voor een goede looproute die veilig en aantrekkelijk is. Niet alleen bij mooi zomerweer maar ook ’s avonds in november als het regent."
Nog meer zorgpunten: een goede fietsenstalling zonder weesfietsen en een P+R voor halen en brengen. Om er wat goeds van te maken, blijkt ook hier weer het belang van samenwerking tussen alle betrokken partijen: wegbeheerder, vervoerder, de eventuele exploitanten van de fietsenstalling en retail en de subsidieverleners.
Ook een klein ov-knooppunt is, kortom, een raderwerk met veel tandwielen. De provincie kan voor de verbetering van dergelijke kleine knooppunten een (bescheiden) startsubsidie verlenen waarmee een deel van de aanloopkosten wordt gefinancierd.
Bekijk hier de presentaties van de roadshow Mobiliteitshubs voor iedereen!, gehouden op maandag 18 september in het Provinciehuis in Den Haag.