Nieuwsbericht

Hoe maken we deelmobiliteit bereikbaar voor iedereen?

Profielfoto van Kennisplatform CROW
13 maart 2025 | 5 minuten lezen

Deelmobiliteit is populair, maar niet voor iedereen even gemakkelijk bereikbaar. Denk bijvoorbeeld aan mensen met een laag inkomen, beperkte digitale vaardigheden of een fysieke beperking. De Tweede Kamer stelde 3 miljoen euro beschikbaar voor pilots om te komen tot praktisch toepasbare concepten. Anders gezegd: hoe maken we deelmobiliteit toegankelijk voor iedereen? Hannah Kandel (Rebel) en Bas Witte (IenW) zijn betrokken bij dit project en vertellen over de voorlopige opbrengsten én de mogelijkheden voor provincies en gemeenten om gebruik te maken van een subsidieregeling.

Bas is adviseur deelmobiliteit bij het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (IenW). In samenwerking met het programma Natuurlijk! Deelmobiliteit werkt hij aan het beter bereikbaar maken van deeldiensten voor kwetsbare groepen. Hannah is adviseur mobiliteit bij adviesbureau Rebel. Ze richt zich op actieve mobiliteit (lopen en fietsen), verkeersveiligheid en inclusieve mobiliteit.

In opdracht van IenW deed Rebel samen met bureau Goudappel onderzoek naar mogelijkheden om deelmobiliteit inclusiever te maken. Dat onderzoek bestond uit drie delen, vertelt Bas. ‘Een kwantitatieve analyse van mensen die mogelijk drempels tot deelmobiliteit ervaren, een inventarisatie van bestaande pilots en projecten rond inclusieve deelmobiliteit en de uitwerking van vier mogelijke pilotprojecten.’

Hij vervolgt: ‘Deze onderzoeken dienden als voorbereiding op een subsidieregeling waarin gemeenten en provincies subsidie kunnen krijgen voor pilots gericht op deelmobiliteit voor mensen met een laag inkomen.’

Toch nog even terug naar de definitie: wat verstaan we eigenlijk onder inclusieve deelmobiliteit?

Hannah: ‘Inclusieve deelmobiliteit draait erom dat iedereen toegang heeft tot deelmobiliteit. We onderscheiden in ons onderzoek drie belangrijke doelgroepen: mensen met een laag inkomen, mensen met beperkte taal- of digitale vaardigheden en mensen met een fysieke of visuele beperking. Binnen ons onderzoek lag de focus specifiek op de groep met een laag inkomen. Toch kunnen we ook voor de twee andere groepen iets betekenen, want we merken dat er overlap is. In de data zien we bijvoorbeeld dat veel mensen met een laag inkomen ook beperkter taal- of digivaardig zijn.’

Bas vult aan: ‘Deelmobiliteit houdt in dat meerdere gebruikers een vervoermiddel delen dat zij meestal niet bezitten. Dit kan via commerciële aanbieders zoals Greenwheels en non-profit initiatieven zoals autodeelcoöperaties. Soms komt het voor dat mensen een auto van een van hen delen - bijvoorbeeld via Snappcar. Dit informele autodelen komt juist veel voor onder mensen met een laag inkomen en willen we met de subsidieregeling verder stimuleren. In dit project onderzoeken we hoe we deelmobiliteit bereikbaar kunnen maken voor mensen met een laag inkomen en/of fysieke beperking.’

Hij voegt daaraan toe: ‘De vraag naar deelmobiliteit neemt toe. Uit het Landelijk Reizigersonderzoek 2023, dat in opdracht van IenW is uitgevoerd, blijkt dat 19 procent van de Nederlanders weleens gebruik maakt van deelmobiliteit.’

Wat zijn de belangrijkste belemmeringen voor doelgroepen die te maken hebben met gebrek aan toegankelijkheid?

Hannah: ‘We hanteren de 5 B’s van Beschikbaarheid, Bereikbaarheid, Betaalbaarheid, Bruikbaarheid en Bekendheid. Of eigenlijk: 7 B’s, want we hebben daar Betrouwbaarheid en Begrijpelijkheid aan toegevoegd. Voor mensen met een fysieke beperking speelt bijvoorbeeld bereikbaarheid een grote rol: kunnen ze zonder obstakels bij het voertuig komen? Kunnen ze het voertuig besturen? Een standaard deelscooter of deelfiets is niet voor iedereen geschikt.’

Bas: ‘Voor mensen met beperkte digitale vaardigheden of taalbeperkingen is de begrijpelijkheid van belang. Kunnen ze de app gebruiken? Snappen ze hoe de dienst werkt? Is er een optie om telefonisch te reserveren?​ Voor mensen met een laag inkomen is betaalbaarheid weer een belangrijke factor. Het gaat dan niet alleen om de prijs van het gebruik, maar ook om de voorspelbaarheid van kosten: worden ze achteraf niet nog verrast door een onvoorziene naheffing?’

Wat zijn goede voorbeelden van inclusieve deelmobiliteit?

Hannah: ‘Een interessant voorbeeld is de scootmobielpool in Apeldoorn. Hier kunnen mensen een deelscootmobiel gebruiken, wat de gemeente kosten bespaart en de mobiliteit van mensen vergroot. Daarnaast zien we dat informeel voertuigdelen, zoals het delen van auto’s binnen een buurt of familie, een laagdrempelige manier is om mobiliteit te verbeteren. Uit de data leren we dat mensen met een laag inkomen ongeveer twee keer zo vaak gebruik maken van een auto die zij van bekenden lenen, dan de gemiddelde Nederlander. Maar ook dat zij juist minder vaak een deelauto van een commerciële aanbieder gebruiken. We vermoeden dat dit iets te maken heeft met de kosten en het vertrouwen.’

Is bij het onderzoek ook gekeken naar internationale voorbeelden?

Hannah: ‘We hebben gekeken naar projecten binnen Europa, zoals het Shared Mobility for All (SMALL)-project. Hieruit bleek dat er wel initiatieven zijn, maar dat concrete, werkende experimenten voornamelijk in Nederland en België te vinden zijn. We zagen in het buitenland vooral ondersteunende initiatieven, zoals helpdesks voor aanbieders of projecten die nog moesten starten.​' 

Wat zijn de belangrijkste lessen uit het veldonderzoek?

Bas: ‘Onderzoek van het Kennisinstituut voor Mobiliteit toont aan dat 10 procent van de volwassen Nederlanders problemen ervaart bij zijn of haar vervoer. Het veldonderzoek heeft het inzicht opgeleverd dat de prijs voor het gebruik van (deel)mobiliteit belangrijk is, maar niet de enige drempel voor het gebruik van (deel)mobiliteit.’

Hij vervolgt: ‘Daarnaast blijkt dat er veel initiatieven zijn, maar dat er weinig wordt gemonitord. Dit benadrukt het belang van pilots en monitoring. We moeten echt leren wat werkt en wat niet, zodat we in de toekomst betere keuzes kunnen maken. Een van de zaken waar we met het Programma Natuurlijk! Deelmobiliteit aan werken is het opzetten van eenduidige monitoring en evaluatie, om van deelmobiliteit een volwassen beleidsveld te maken.’

Hannah: ‘Een ander punt is dat mensen met een laag inkomen informele deelmobiliteit over het algemeen lijken te verkiezen boven commerciële deelmobiliteit.  We zien dus kansen in die informele deelmobiliteit. Ook kwamen we in het veldonderzoek kansen tegen voor deelscootmobielen: meer mensen gebruiken een scootmobiel, de zorgkosten rijzen de pan uit en bovendien worden er vanuit brandveiligheid strengere eisen gesteld aan het inpandig stallen van scootmobiels.​' 

Hoe is binnen het ministerie van IenW het onderwerp inclusieve deelmobiliteit geborgd?

Bas: ‘De 3 miljoen euro voor het onderzoek en de pilots rondom inclusieve deelmobiliteit is door de Tweede Kamer toegekend aan IenW. Met dit budget zorgen wij dat gemeenten en provincies pilots kunnen opzetten. Het ministerie speelt een kaderstellende rol; de uitvoering  van deze pilot ligt bij gemeenten en provincies. Aan de hand van de pilots hopen we uiteindelijk voor mensen met een laag inkomen tot bruikbare toepassingen te komen.’

Hij vervolgt: ‘Monitoring van en kennisdeling over de pilots doen we in samenwerking met het Programma Natuurlijk! Deelmobiliteit om beter inzicht te krijgen in de  effectiviteit van maatregelen. We bekijken of we na de periode van onze subsidieregeling binnen het Social Climate Fund middelen kunnen vinden om na 2026 de goed werkende maatregelen voort te zetten.’

Hoe ziet die subsidieregeling voor pilots er verder uit?

Bas: ‘Gemeenten en provincies kunnen zich aanmelden via het mailadres inclusievedeelmobiliteit@miniw.nl en voorstellen indienen binnen vier thema’s. Dat zijn: informeel voertuigdelen, voertuigdelen binnen een gesloten community, aangepaste tarieven voor deelmobiliteit voor mensen met een laag inkomen en deelvoertuigen voor mensen met een fysieke beperking.’

Hij vervolgt: ‘Geïnteresseerde gemeenten krijgen een informatiedocument en kunnen voor eind maart een voorstel indienen. We selecteren in het voorjaar de pilots en deze gaan eind 2025 of begin 2026 van start. Ze lopen anderhalf tot twee jaar. Met de aanvragers worden afspraken gemaakt over monitoring en kennisdeling. We verwachten dat gemeenten met deze regeling echt een stap kunnen zetten richting inclusieve deelmobiliteit.’

Even tot slot: wat is de belangrijkste boodschap voor beleidsmakers?

Hannah: ‘Deelmobiliteit is geen universele oplossing, maar kan in de juiste context een waardevol instrument zijn om sociale en mobiliteitsproblemen aan te pakken. Het is essentieel om te luisteren naar de doelgroep en hun behoeften centraal te stellen bij het ontwerpen van deelmobiliteitsoplossingen.’

Bas: ‘Met de pilotregeling willen we tot praktisch uitvoerbare oplossingen komen. Daarom spelen gemeenten en provincies een belangrijke rol in de ontwikkeling van goede concepten. We schrijven vanuit het ministerie niet precies voor hoe we het willen hebben. We bieden juist ruimte voor goede, nieuwe invullingen van inclusieve deelmobiliteit. Zo kunnen we met elkaar leren wat er wel of niet werkt, zodat we de mobiliteit voor mensen met een laag inkomen of een fysieke beperking echt kunnen verbeteren.’

Meer informatie